
Elihu Yale
Aan het begin van de 18e eeuw werd een aantal Amerikaanse universiteiten zoals Harvard, Williams, Bowdoin, Middlebury en Amherst gesticht door Congregationalisten. *
Deze kregen te maken met de concurrentie van de Presbyterians *, die de president van Harvard aanmoedigden om actie te ondernemen.
In 1701 nam hij ontslag uit zijn functie en richtte een nieuwe universiteit op “zodat het belang van religie behouden blijft en de waarheid wordt doorgegeven aan toekomstige generaties“.
Met de hulp van 10 predikanten, van wie er negen in Harvard woonden, slaagde hij erin om de Collegiate School of Connecticut op te richten.
In 1711 werd contact opgenomen met Isaac Newton, Richard Steel en Elihu Yale * om enkele boeken uit hun persoonlijke collectie over te dragen aan de nieuwe instelling.
Bijzonder vruchtbaar waren de contacten met Elihu Yale, die door zijn zaken binnen de Britse Oost-Indische Compagnie (niet te verwarren met de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie) en als gouverneur van de kolonie Madras buitengewoon rijk (en controversieel) was geworden. Naast het verstrekken van boeken, financierde Elihu Yale de universiteit zo genereus dat die eer betoonde door zijn naam aan te nemen in 1720: Yale University.
De banden met het Congregationalisme zouden zorgen voor een soort puritanisme in het onderwijsproces en het functioneren van Yale.
Studenten en docenten waren verplicht om de geloofsbelijdenis af te leggen om toegelaten te worden tot de universiteit en ze zouden worden verwijderd als hun oprechtheid in twijfel werd getrokken.
Aan dit puritanisme kan een fel elitarisme worden toegevoegd: de studenten werden bij hun aankomst in Yale niet geclassificeerd op basis van hun capaciteiten, maar op basis van de sociale klasse van hun ouders of familie.
Ten eerste waren dat de kinderen of kleinkinderen van gouverneurs. Dan de kinderen en kleinkinderen van rechters van het Hooggerechtshof. Wat lager, de kinderen van predikanten en oud-leerlingen. Helemaal onderaan de ladder vond je de kinderen van boeren, handelaren en ambachtslieden.
Deze classificatie bepaalde waar elke student zou zitten in de klaslokalen, in de kapel en in de eetzaal. In de 18e eeuw was een dergelijke classificatie op basis van de sociale status van het gezin van de student niet ongewoon om toegelaten te worden tot de universiteit. Dat deze classificatie werd gehandhaafd tijdens de studies was dat wel.
Yale werd zo het typische ideale voorbeeld van een instelling die de elite en haar interne hiërarchie in stand hield en klaar maakte voor de toekomst. Het verlies van de aanvankelijke rang als gevolg van een disciplinaire overtreding en was niet ongewoon en de student die de eer van zijn familie had aangetast, werd gestraft.
Daarnaast werd aan oudere studenten stilzwijgend de toestemming verleend om studenten van lagere klassen op de meest vernederende en wrede manier te behandelen. De regel voorzag in een aantal maatregelen om deze willekeurige hiërarchie te respecteren, alleen gebaseerd op leeftijd.
Lyman Bagg illustreerde in zijn boek Four Years at Yale *, aanvankelijk anoniem gepubliceerd in 1871, hoe hij de door de instelling vastgestelde methoden ervaarde.
Deze toegestane praktijken toonden volgens hem de “grote kracht van de ‘gewoonten’ van de school in het creëren van een tijdelijke waanzin die zwakke mannen veranderde in wrede wezens en goede mannen in wezens zonder genade“.
Deze neiging tot elitarisme, brutale hiërarchie en puritanisme moedigde de studenten aan het einde van de 18e eeuw aan om parallel aan de universiteit verschillende studentenverenigingen op te richten.
Aanvankelijk ging het voornamelijk om literaire verenigingen, zoals Linonia en Brothers in Unity.
Studenten werden aangespoord om lid te worden van een van deze verenigingen, iets dat niet elitair genoeg leek voor degenen die een strikte reproductie van de nieuwe Amerikaanse aristocratie wilden hebben.


In 1780 werd in Yale een vestiging van de organisatie Phi Beta Kappa * (ΦΒΚ) *, de oudste academische ere vereniging van de US, opgericht.
Andere verenigingen ontstonden ook rond die tijd: de Beethoven Society, de Hexahedron Club, …
Uiteindelijk verloren de literaire kringen hun relevantie en werden ze vervangen door geheime verenigingen, meer elitair en niet open voor iedereen.
Tegen het midden van de 19e eeuw waren de drie belangrijkste aan Yale University:
Nadien besloot de faculteit, bestaande uit de professoren van Yale deze trend te volgen. Zes jaar na de oprichting van de Skull and Bones ontmoetten zes leden van de faculteitselite elkaar in de “Club“, die al snel de “Old Man’s Club” werd genoemd.
Onder de zes oprichters waren de professoren Josiah Willard Gibbs en Theodore Dwight Woolsey. De organisatie zou snel de thuis worden van William Howard Taft, de toekomstige opperrechter van de staat Connecticut Simeon E. Baldwin, Thomas Bergin, neurochirurg Harvey Cushing en de oprichter van de Skulls & Bones, William H. Russell. Van deze groep waren enkel Thomas Bergin en Harvey Cushing geen lid van Skull & Bones.
Het was in deze context dat William Huntington Russell * in 1832 Skulls & Bones oprichtte. Het is achteraf moeilijk om de exacte omstandigheden waarbinnen dit gebeurde vast te stellen, maar algemeen wordt aanvaard dat de oprichting te maken heeft met protest tegen de uitsluiting van een lid van Phi Beta Kappa, Eleazar Kingsbury Forster.
Geërgerd door een dergelijke procedure en met als doel om Yale een nieuwe vitaliteit te geven, had William Russell de beslissing van Phi Beta Kappa openbaar veroordeeld, Forster gehuisvest en samen met Alphonso Taft * en 13 andere studenten, een meer geheim en sterker genootschap opgericht, oorspronkelijk de Eulogie Club genoemd.
De naam hadden ze geleend van de Griekse godin van de welsprekendheid. Nog steeds onder de indruk van een recente studiereis naar een niet nader genoemde Duitse universiteit, nam Russell een groot aantal Duitse verwijzingen op in het ritueel van het genootschap.


Er wordt beweerd dat Russell tijdens de studiereis naar Duitsland in contact is gekomen met niemand minder dan de Illuminati. En dat Skull and Bones dus nauw verwant is aan of zelfs een Amerikaanse vestiging is van de Illuminati…
In 1833 namen de leden de schedel en botten (skull and bones) over als symbool voor hun organisatie en werd het nummer 322 toegevoegd aan het embleem van de organisatie.
In 1856 werd Skull and Bones officieel geregistreerd onder de Russell Trust *, eigendom van William H. Russell, dankzij Daniel Coit Gilman (Bonesman van 1852), oprichter-president van de John Hopkins University.
Op 13 maart van datzelfde jaar veranderde de organisatie haar hoofdkantoor en betrok het een indrukwekkend en beangstigend gebouw aan Yale University, pompeus The Tomb genoemd.
verder lezen?